Zit jij ook wel eens te pielen in Photoshop? Het is een prachtig programma, met eindeloos veel mogelijkheden. Maar somst valt het resultaat een beetje tegen en wil je terug naar het origineel. Ongedaan maken kan maar één stap in Photoshop en het Historiepalet gaat ook maar een beperkt aantal stappen terug. Maar ondertussen heb je al wel een keer bewaard, dus je origineel is foetsie. Net als het gebouw hieronder, zal het nooit meer in originele staat terugkeren. Help!!
Werk in Photoshop 'non-destructief'. Dat betekent dat je altijd zoveel mogelijk het origineel moet bewaren, zodat je daar op terug kunt vallen als je correcties toch niet uitvallen zoals verwacht. Je kunt natuurlijk een kopie maken van je bestand en in de kopie gaan werken. Maar makkelijker is om het origineel gewoon ín je Photoshopbestand (.psd) te hebben. Op die manier kun je er tijdens het photoshoppen meteen op teruggrijpen.
Wat is een PSD?
Een PSD-bestand is het bestandsformaat van Photoshop. Hiermee worden alle lagen en bijbehoren maskers en paden intact gehouden en bewaard. Ook worden de zogenaamde slimme lagen in hun originele staat én hun bewerkte staat bewaard. Wil je een document later dus nog aanpassen, sla het dan op als .psd. Ook kun je in programma’s zoals InDesign de lagen in- en uitschakelen, wat heel handig kan zijn. Hoe begin je? Stel je opent een JPG-bestand in Photoshop. Dit bestand heeft geen lagen. In het lagenpalet staat een vaste laag die Achtergrond of Background wordt genoemd. De eerste actie die ik altijd uitvoer als ik een afbeelding ga bewerken, is die laag losmaken. Op die manier kan ik er bijvoorbeeld een laagmasker op toepassen, of er een slimme laag van maken. Dubbelklik op de achtergrondlaag, geef de laag eventueel een naam (bijvoorbeeld "Origineel") en kies OK. Laagmaskers In plaats van delen van een laag weggummen, kun je de laag beter een laagmasker geven. Weggehaalde pixels kun je nou eenmaal niet meer terug toeveren. Door gebruikt te maken van een laagmasker, kun je eventuele fouten met gummen weer herstellen Creëer een laagmasker door te kiezen voor Laag - Laagmasker - Alles onthullen / Alles verbergen. Bij Alles onthullen krijg je een wit laagmasker en kun je delen gaan weghalen door met zwart te kleuren op het masker. Bij Alles verbergen krijg je een zwart laagmasker en haal je delen weer tevoorschijn door met wit te kleuren. Heb je eerst een selectie gemaakt, dan zal het nieuwe laagmasker deze selectie daarvoor gebruiken. Je kunt ook een vectormasker toevoegen. Die heeft als basis een vector, zodat je strakke lijnen kunt maken, die je later eenvoudig weer aan kunt passen. |
TIP
Werk op een laagmasker ook eens in verschillende tinten grijs. Het effect is dan doorschijnend. Of speel met de instellingen in het maskerpalet voor een professioneel resultaat.
Slim object
Als je lagen gaat vergroten of verkleinen, zet ze dan altijd eerst om naar een slim object. Als je de laag namelijk verkleint, wordt het aantal pixels verminderd. Vergroot je later de laag weer, dan ben je die pixels kwijt, waardoor je scherpte verliest. Met slimme objecten voorkom je dit. Als je gaat transformeren (roteren, vervormen) worden die waarden onthouden, zodat je later eenvoudig je laag weer terug naar origineel kunt brengen. Kies Laag - Slimme objecten - Omzetten in slim object. Slimme filters Dit is echt een van de fijnste features van Photoshop. Hiermee kun je namelijk de toepaste filters achteraf nog verfijnen of aanpassen. Ook wordt er meteen een masker voor het effect gemaakt, waardoor je de filter op een gedeelte van je laag kunt toepassen, in plaats van de hele laag. Kies Filter - Omzetten voor slimme filters. |
LET OP
Bij zowel Slimme objecten als Slimme filters lijkt een eventueel laagmasker te verdwijnen. Wil je het masker nog bewerken, dubbelklik dan op het miniatuur van de afbeelding in je laag in het lagenpalet en je kunt het masker nog aanpassen. Bij het omzetten in pixels is dit masker echter wél verdwenen!
Retoucheren in nieuwe laag
Oneffenheden wegwerken (retoucheren) doe je met het Retoucheerpenseel en de Kloonstempel. Dit kun je het beste doen op een nieuwe laag en dan de instellingen van het gereedschappen zetten op Monster: Huidig/onderl lg (onderliggende laag). Zo kun je eenvoudig teveel of niet goed gepoetste onderdelen verwijderen (eventueel met een laagmasker). Ook kan het handig zijn om de laag met geretoucheerde delen op Opaciteit: 60-90% te zetten. Zo is je model niet te perfect glad en strak en zijn de rimpeltjes niet te diep. Vulling Wil je kleur, een verloop of een patroon toevoegen, doe dit dan niet rechtstreeks op je originele laag. Maak een nieuwe opvullaag (effen kleur, verloop of patroon). Aan deze laag zit automatisch een laagmasker, zodat je kunt gaan gummen om de kleur op de juiste plaats aan te brengen. Kies Laag - Nieuwe opvullaag - Effen kleur/verloop/patroon. Aanpassingslaag Moeten de kleuren van je afbeelding aangepast worden, dan kun je kiezen uit de vele aanpassingslagen. Ook hierbij zit automatisch een laagmasker en kun je de eerdere genoemde voordelen weer toepassen. Spelen en uitproberen is eenvoudig, want als het resultaat je niet bevalt, gooi je de laag gewoon weg. Kies Laag - Nieuwe aanpassingslaag en vervolgens de aanpassing die je wilt doen. |
TIP
Vergeet niet tussendoor je bestand op te slaan!
Groepen
Door al die lagen die je zo creëert, kun je de kluts kwijtraken. Geef ze daarom een duidelijke naam. En als het er te veel worden, kun je ze ook nog eens in groepen verdelen. Zo raak je het overzicht niet kwijt en is het nog steeds duidelijk als je maanden later je bestand opent voor een correctie. |
TIP
Ook op een groep kun je een laagmasker toepassen.
De manieren die ik hier beschreven heb, zijn slechts het begin van de mogelijkheden en de magie van lagen. Nu je weet hoe je het origineel behoudt, kun je zelf gaan toveren! O enne… Als je nog vragen hebt, stel ze gerust!